Ik moet denken aan een passage uit het boek van Walschap. ‘Op eene kleine wereld woont de mensch. Op die kleine wereld ons groot gehucht, zeven huizen.’ Hier in Zuienkerke is het gehucht iets groter. De Vagevuurwijk heeft ook meer dan zeven huizen. Maar toch ook niet veel meer. Mensen die toevallig samenwonen en hierdoor met elkaar verbonden worden. Het is een merkwaardig fenomeen.
1. KAMABEA
De volgende ochtend schijnt de zon. Er is minder wind
dan anders. Een mooie dag om naar Polderwind te gaan
en te luieren op het strandje.
Ik neem de zwarte fiets en maak een tochtje richting
Vagevuurhoeve. Aan de villa van Lode zie ik Ward. Ik
vraag of zijn broer thuis is. ‘Ja, Lode is thuis. Hij vroeg
me gisterenavond nog om je te zien. Heb je zin om hem
te bezoeken?’
Ik zet mijn fiets aan de villa van Lode en ga binnen.
Lode is al op. Hij heeft deze keer opnieuw een jogging
aan, geen kimono.
We lopen door de Weimanstraat richting
Vagevuurhoeve. ‘Behoor je ook tot het nest, Jerry?’
vraagt Lode.
1
2. ‘Hoe bedoel je? vraag ik verwonderd.
‘Ja, het nest wil me dwingen om een keuze te maken
tussen de twee meisjes. Maar hoe kan ik een keuze
maken, Jerry? Ik weet niets over de achtergrond van die
meisjes.’
Lode vertelt over een patiënte in het Brugse ziekenhuis.
Volgens hem is dat een familielid van één van die
meisjes.
Ik probeer Lode gerust te stellen en vertel hem dat ik
niets te maken heb met het nest. ‘Ik zal je niet dwingen
om een keuze te maken. Niemand kan je dwingen om die
keuze te maken, Lode. Enkel jij kan die keuze maken.
Trouwens, wie zegt dat je moet kiezen? Ik zou rustig
wachten en met beide meisjes vrienden blijven. Je zal
wel zien hoe de situatie zich ontwikkelt.’
Ik heb niet de indruk dat mijn woorden veel indruk
maken. ‘Zie je die kat daar, Jerry?’.
We zijn bijna op het einde van de Weimanstraat en
kunnen naar links, richting Vagevuurhoeve of naar
rechts, richting kapelletje. Dat is ook een keuze bedenk
ik.
‘Ik zie de kat, Lode. Wat is daar mee?’ Het is een kat
met kleuren wit, ros en zwart die de vacht er doen uitzien
als een lappendeken. ‘Die kat dwingt me om een keuze te
maken, Jerry.’
Ik begrijp er niets meer van. Hoe kan een kat mijn
vriend dwingen om een keuze te maken voor één van die
twee meisjes. Ik vraag Lode om het voor mij uit te
leggen. Ik ben tegelijk bezorgd en nieuwsgierig. Nu doet
hij toch echt wel vreemd.
‘In het huis zitten mensen die me bestuderen. Ze
kijken hoe ik reageer op de kat.’
2
3. ‘En dan?’, vraag ik.
‘Die mensen behoren tot het nest. Ze geven die
informatie door aan de anderen.’
Ik zwijg eerst. Ik probeer aan Lode uit te leggen dat
dit niet kan. ‘Die mensen die in die villa wonen, hebben
geen contact met de mensen van het nest.’ Mijn woorden
hebben geen enkel effect.
Ik wil terug naar de woning van mijn vriend. ‘Keren we
terug, Lode?’ Hij antwoordt niet.
‘Begrijp je dat mijn leven onhoudbaar is, Jerry? Alles is
een teken om een keuze te maken.’
Ik zwijg. Ik begin te begrijpen dat sommige mensen een
einde willen maken aan hun leven. Want dat is geen
leven.
‘Kunnen ze je daar niet helpen in het ziekenhuis in
Brugge?’ wil ik weten.
‘Ik vertrouw ze daar niet, Jerry.’
Lode legt uit dat iedereen daar ook deel uitmaakt van het
nest en dat het water er vergiftigd is. ‘Binnenkort komt
de politie me toch oppakken. Je weet toch dat ik iemand
vermoord heb. Ik was op tv.’
Jerry had me dat al eens eerder verteld. Maar ik heb de
indruk dat hij zich dat niet meer herinnerde.
‘Moet je geen medicatie nemen?’ vraag ik.
Mijn grootvader had me uitgelegd dat hij waarschijnlijk
psychisch ziek was en misschien wel een psychose had.
‘Ze hebben me pillen meegegeven maar ik wil ze niet
nemen. Ik denk dat ze me willen vergiftigen.’
Ondertussen zijn we opnieuw bij de villa van Lode. Ik
neem afscheid. ‘Hou je goed’, roep ik hem nog toe. En
dat hoop ik echt. Maar het gaat echt slecht met hem. Ik
3
4. vraag me af waarom hij niet geholpen kan worden. En ik
vind het ook nog eens vreemd dat hij niet meer in het
ziekenhuis is.
Ik neem mijn fiets en rijd naar Kamabea. Ik trek me
terug in de studio. Ik moet even rustig kunnen nadenken
over Lode en over Renée. Het is een vreemde zomer. Ik
vraag me af of zulke zaken toevallig gebeuren of indien
er een bedoeling achter zit.
Ik moet denken aan een passage uit het boek van
Walschap. ‘Op eene kleine wereld woont de mensch. Op
die kleine wereld ons groot gehucht, zeven huizen.’ Hier
in Zuienkerke is het gehucht iets groter. De
Vagevuurwijk heeft ook meer dan zeven huizen. Maar
toch ook niet veel meer. Mensen die toevallig
samenwonen en hierdoor met elkaar verbonden worden.
Het is een merkwaardig fenomeen.
De roman van Thierry DEBELS verschijnt binnenkort bij
POLEMOS Uitgeverij
4