Deze module van de masterclass gaat in op architectuurprincipes en wordt verzorgd door Danny Greefhorst en Tine de Mik. Deze slides worden gebruikt voor lichting 8 van de masterclass.
4. Opbouw module
De leerdoelen van deze module:
• Kennis hebben van architectuurprincipes en de wijze waarop
deze kunnen worden gebruikt.
• Vaardigheid hebben om zelf architectuurprincipes op te
stellen en bestaande architectuurprincipes te beoordelen.
4
8. Architectuur
“The fundamental concepts or properties of a system in its environment
embodied in its elements, relationships, and in the principles of its design and
evolution”
ISO/IEC/IEEE 42010:2011
“Theoretically, architecture is the normative restriction of design freedom.
Practically, architecture is a consistent and coherent set of design principles.”
J. Dietz
“Those properties of a mission, its solution and their environment that are
necessary and sufficient for a solution to be fit for purpose for its mission in
that environment”
L. Fehskens
8
9. Architectuurprincipes
“Principles are general rules and guidelines, intended to be
enduring and seldom amended, that inform and support the way
in which an organization sets about fulfilling its mission.”
TOGAF
“A statement of the organization’s philosophy of information
systems expressed in terms of objectives and goals in each
domain area.”
PRISM
9
12. Principes
“1a: a comprehensive and fundamental law, doctrine, or
assumption b (1): a rule or code of conduct (2): habitual
devotion to right principles <a man of principle> c: the laws or
facts of nature underlying the working of an artificial device,
2: a primary source: origin,
3a: an underlying faculty or endowment <such principles of
human nature as greed and curiosity> b: an ingredient (as a
chemical) that exhibits or imparts a characteristic quality,
4: Christian Science: a divine principle: god”
Webster
12
13. Wetenschappelijke wetten versus
normatieve principes
• Wetenschappelijk wet – Een feit of natuurwet die ten
grondslag ligt aan hoe een artefact werkt.
• Normatief principe – Een declaratieve stelling die een
eigenschap van iets voorschrijft.
13
14. 14
Normatieve principes evolueren van
overtuigingen naar norm
Applicaties moeten
ontkoppeld zijn
Communicatie tussen applicaties
vindt plaats via een organisatie-
brede servicebus
Overtuiging Norm
We moeten
burgerlogica volgen
De status van klantverzoeken is
direct beschikbaar binnen en
buiten de organisatie
15. Dit vraagt beeldvorming, oordeelsvorming,
en besluitvorming o.b.v. kritisch denken
15
Beeldvorming
Wat weten we?
Vergaren van informatie
Oordeelsvorming
Wat vinden we ervan?
Overtuigingen en argumenten
Besluitvorming
Wat besluiten we?
Afwegen o.b.v. besliscriteria
Kritisch denken
Duidelijkheid
Begrijp ik het?
Nauwkeurigheid
Is dit wel juist?
Precisie
Heb ik alle relevante data?
Relevantie
Doet dit er wel toe?
Diepte
Wat maakt dit complex?
Breedte
Andere gezichtspunten?
Logica
Is dit wel logisch?
Significantie
Is dit belangrijk?
Eerlijkheid
Is dit eerlijk naar anderen?
Kritisch denken is een vaardigheid die handvatten biedt om de natuurlijke aanleg iets te
geloven te beteugelen en verborgen aannames, onlogische redeneringen en
denkfouten te herkennen en te voorkomen.
17. Assertiviteit: respect voor jezelf en voor
anderen
17
Agressief /
dominant
Assertief
Passief-
Agressief
Passief /
sub-assertief
ik luister niet
naar anderen
respect voor anderen
ik zeg mijn
mening niet
ik zeg mijn
mening
ik luister wel
naar anderen
respectvoormijzelf
Assertiviteit is het opkomen voor je eigen belangen, het uitdrukken van je gevoelens,
gedachten en wensen, op basis van respect
18. Wij leveren infrastructuur als dienst
Rationale:
• Door infrastructuur als dienst te
leveren is het mogelijk deze zo
efficiënt mogelijk in te richten,
waardoor de kosten ook zo laag
mogelijk kunnen worden gehouden
• Door infrastructuur als dienst te
leveren kan deze ook meerdere
afnemers ondersteunen
Implicaties:
• Afnemers vragen alleen
functionaliteit en capaciteit; de IT
afdeling bepaalt welke specifieke
machines en technologie worden
ingezet
• Er is een capacity management
proces ingericht waardoor snel kan
worden ingesprongen op een snel
toenemende capaciteitsbehoefte
• Er is een standaard producten en
dienstencatalogus waarin de diensten
zijn beschreven
18
19. Voorbeeld: identity management (UM)
• UM accounts hebben een eigenaar
• Gebruikers loggen in met een
persoonsgebonden account
• Identiteiten, rollen en grofmazige autorisaties
worden centraal geadministreerd
• Toegang tot applicaties wordt bij voorkeur
verleend op basis van (business)rollen
• Applicaties hebben zelf geen
wachtwoordadministratie
• Federatieve toegang tot externe systemen
verloopt via een vertrouwde intermediair
• UM applicaties die ook voor gebruikers
toegankelijk moet zijn waarvoor de UM geen
identity provider is zijn federatief toegankelijk
• Autorisatie voor webapplicaties is
claimsgebaseerd, waarbij tokens alle voor
autorisatie relevante claims (attributen)
bevatten
• Toegang tot applicaties verloopt via het centrale
authenticatie / SSO systeem
• De UM is geen identity provider personen
waarmee zij geen vastgelegde relatie heeft
• Social accounts kunnen niet gebruikt worden
voor toegang tot gevoelige gegevens (wel tot
eigen gegevens)
• Goedkeuring voor autorisaties is herleidbaar
• Elk account en elke autorisatie kent een eindtijd
• Een account alleen geeft geen toegang tot
systemen
• Gebruik van applicaties is herleidbaar naar
gebruikers
• Er wordt gebruik gemaakt van internationale
uitwisselingsstandaarden voor het uitwisselen
van identiteitsgegevens en tokens
• De fijnmazigheid van autorisaties is afhankelijk
van het risicoprofiel
19
20. Oefening
• Bespreek met de persoon naast je:
– Wat je persoonlijke ervaringen zijn met het gebruik van
architectuurprincipes
– Hoe architectuurprincipes jouw dagelijkse werk en de organisatie als
geheel zouden kunnen verbeteren.
• Wees erop voorbereid om je resultaten te bespreken met
anderen
20
22. Eisen
• Eis – Een gewenste eigenschap van een artefact.
• Eisen geven aan welke (functionele of niet-functionele)
eigenschappen een artefact zou moeten hebben vanuit de
doelstellingen van de belanghebbenden.
22
23. 23
Eisen zijn zowel input als output van
architectuur principes
eisen eisen
“De vertrouwelijkheid van
informatie moet worden
bewaakt”
“Gevoelige informatie
wordt versleuteld tijdens
transport”
“Het systeem moet in staat
zijn om communicatie te
versleutelen”
architectuur
principes
24. 24
Architectuurprincipes kunnen ook worden
gezien als een abstractie van specifieke eisen
abstractie
eisen eisen
“De vertrouwelijkheid van
informatie moet worden
bewaakt”
“Gevoelige informatie
wordt versleuteld tijdens
transport”
“Het systeem moet in staat
zijn om communicatie te
versleutelen”
architectuur
principes
26. Principes en instructies
• Onwerpprincipe – Een normatief principe over het ontwerp
van een artefact. Als zodanig is het een declaratieve uitspraak
die een normatieve beperking is van de ontwerpvrijheid.
• Ontwerpinstructie – Een instructieve uitspraak die het
ontwerp van een artefact beschrijft.
• Architectuurprincipe – Een ontwerpprincipe dat is
opgenomen in een architectuur. Als zodanig is het een
declaratieve uitspraak die een eigenschap van het ontwerp
van een artefact beschrijft die noodzakelijk is voor het artefact
om te voldoen aan haar essentiële eisen.
26
30. Bepalen veranderfactoren
• Doelstellingen – doelen die belanghebbenden proberen te
halen,
• Waarden – fundamentele overtuigingen van mensen in een
organisatie,
• Knelpunten – problemen die de organisatie verhinderen haar
doelstellingen te bereiken,
• Risico’s – problemen die in de toekomst kunnen voorkomen,
• Kansen – kansen en hun potentiële beloning voor
organisaties,
• Beperkingen – beperkingen die door anderen binnen en
buiten de organisatie worden opgelegd, inclusief bestaande
principes.
30
31. Architectuurprincipe genereervragen
• Voor doelstellingen – Wat is essentieel om de doelstelling te
bereiken?
• Voor knelpunten – Wat is essentieel om het knelpunt op te
lossen?
• Voor waarden – Wat is essentieel om deze waarde te
realiseren?
• Voor risico’s – Wat is essentieel om de kans of impact van het
risico te minimaliseren?
• Voor kansen – Wat is essentieel om de kans te benutten?
• Voor beperkingen – Wat is essentieel om de beperking af te
dwingen?
31
32. Uitfilteren van dingen die geen
architectuurprincipe zijn
• Beschrijft het een functionaliteit?
– Dan is het waarschijnlijk een functionele eis.
• Beschrijft het iets dat moet gebeuren?
– Dan is het waarschijnlijk een actie.
• Zijn er geen objectieve argumenten die het onderbouwen?
– Dan is het waarschijnlijk meer een strategische keuze.
• Heeft het geen impact op het ontwerp van de organisatie of
IT?
– Dan is het waarschijnlijk een meer algemeen normatief principe
(business principe, IT principe).
• Heeft het slechts impact op één systeem?
– Dan is het waarschijnlijk meer een ontwerpkeuze.
32
33. Kwaliteitscriteria voor
architectuurprincipes: SMART
• Specifiek
– Is het specifiek genoeg zodat mensen de intentie en effecten kunnen begrijpen?
– Zijn alle woorden duidelijk of worden er anders definities gegeven?
– Zijn alle belangrijke consequenties geidentificeerd?
• Meetbaar
– Is het mogelijk om te bepalen of bepaald gedrag wel/niet in lijn is?
• Acceptabel en haalbaar
– Kan aan alle implicaties worden voldaan?
– Is het acceptabel voor alle belanghebbenden?
– Is het duidelijk en voldoende gemotiveerd?
• Relevant
– Beschrijft het een fundamentele en essentiële keuze?
– Leidt het tot beperkingen aan het ontwerp?
– Onderscheidt het zichzelf duidelijk van andere principes?
– Leidt het volgen van het principe tot een belangrijke verbetering?
• Tijdsonafhankelijk
– Is het stabiel in context en tijd?
33
34. Kwaliteitscriteria voor verzamelingen
van principes
• Representatief
– Is de verzameling representatief voor het probleemdomein?
– Zijn alle belangrijke aspecten van het probleemdomein beschreven?
• Toegankelijk
– Is het eenvoudig toegankelijk voor lezers?
– Kan het eenvoudig worden gevonden en ontsloten in de organisatie?
– Zijn ze beperkt in aantal?
– Hebben ze een gemeenschappelijke structuur (sjabloon) en soortgelijk
abstractieniveau?
• Consistent
– Zijn er geen duidelijke tegenstrijdigheden tussen principes in de
verzameling?
34